Woningen moeten weer betaalbaar worden? Dat willen we helemaal niet
De grote leugen van de woningmarkt
De cijfers over de woningmarkt van afgelopen week spraken weer boekdelen.
In tien jaar zijn de verkoopprijzen van bestaande particuliere woningen in Nederland met 109 procent opgelopen, een ruime verdubbeling. Vergeleken met de vorige piek in de zomer van 2022 is de gemiddelde huizenprijs met zo’n 7 procent gestegen. Een koophuis kostte in september gemiddeld 466.890 euro. En huizenkopers betaalden daarmee gemiddeld 11,4 procent meer voor een woning dan een jaar eerder, de grootste toename in ruim twee jaar.
Als een hond die bij het horen rinkelen van het belletje al begint te kwijlen, kan dit soort nieuws steevast op dezelfde politieke Pavlov-achtige kettingreactie rekenen.
Sinds 1 januari 2021 hoeven woningkopers van 18 tot 35 jaar voor hun eerste huis geen overdrachtsbelasting te betalen. Mensen die geen lening kunnen krijgen maar minimaal een derde van hun maandelijkse netto inkomen aan huur betalen, kunnen steeds vaker aan een 'duurhuurhypotheek' komen. Sinds vorig jaar zijn de voorwaarden van de ‘verduurzamingshypotheek’ opgerekt waarmee je voor een huis met een energielabel A++++ zo’n 50.000 euro extra hypotheek kan krijgen. En in 2025 zal de NHG grens (wederom) toenemen naar 450.000 euro, een stijging van 15.000 euro ten opzichte van vorig jaar.
Het is de cirkelredenering-achtige fout die we steeds maken.
We lenen zoveel als we kunnen, om huizen zo duur te maken als we kunnen. Om vervolgens weer nieuwe leennorm verruimende regels te bedenken, om aan die stijgende prijzen te kunnen voldoen.
Ondanks de massale aandacht die er de afgelopen jaren is voor de woningmarkt, is er één ding wat iedereen lijkt te negeren. Men roept wel dat woningen veel te duur zijn geworden en dat de politiek hier iets aan moet veranderen, maar dit is een klinkklare leugen.
Want laten we eerlijk zijn: dat woningen weer betaalbaar wonen?
Dat willen we helemaal niet.
De reden hiervoor is heel simpel. Bestond in 1948 nog 28 procent van de woningvoorraad uit koopwoningen, heeft tegenwoordig bijna 60 procent van de Nederlanders een eigen woning. Het laatste wat deze groep mensen wil is dat woningen weer ‘betaalbaar’ worden. Betaalbaar wonen betekent immers niets anders dan dat de prijzen van woningen gigantisch zullen dalen. En wanneer 60 procent van de huizen in Nederland een koopwoning is, dan is het merendeel van het electoraat plotseling niet thuis. De stimuleringsmaatregelen ter bevordering van het eigen huizenbezit ingezet vanaf de jaren vijftig zijn daarmee zo’n succes geweest, dat politieke partijen ervan afhankelijk zijn geworden voor de stemmen van hun kiezers. En zo regeert niet rechtvaardigheid en wijsheid, maar de angst voor het electoraat.
Dit is precies wat we afgelopen jaren hebben ervaren. De hypotheekrente aftrek. De jubelton. De starterslening. De duurhuurhypotheek. Het afschaffen van de overdrachtsbelasting. Keer op keer wordt er niet gekozen voor het versoberen, maar voor het verder oprekken van de financieringsregelingen. En in plaats het te laten dalen, komen we met beleid waardoor de woningprijs alleen nog maar verder stijgt.
De aanpak van de woningcrisis is daarmee identiek aan die van de corona- en klimaatcrisis, waarin we de privileges van de oude klasse beschermen door de volgende generatie de rekening te laten betalen.
Oh, en die huizenbezitter die in de publieke ruimte nog van enorme schande spreekt? Die knijpt ondertussen thuis in zijn private handjes.
Het comfortabele vuur waar deze groep zich aan warmt wordt immers gestookt met het hout dat door starters wordt opgehoest.