Het is weer die tijd van het jaar.
De zorgpremies voor 2025 zijn bekend gemaakt, met een gemiddelde maandelijkse premie van 158,72 is de premie met 7,7 procent toegenomen, en dus wordt er door de Nederlander massaal overgestapt. Elk jaar wisselen er meer dan 1 miljoen Nederlanders van verzekeraar, en dit jaar naar verwachting nog veel meer.
Terwijl we allemaal ontzettend druk bezig zijn met onze eigen rekening, lijken we de écht belangrijke ontwikkeling alleen massaal te negeren. Het zijn namelijk niet de stijgende premies, maar ons zorgsysteem zelf wat totaal onhoudbaar is.
Het probleem is duidelijk. Er is een disbalans tussen de zorgvraag en het aanbod. Waar het tekort aan zorgpersoneel dit jaar zo’n 54.000 medewerkers bedroeg, zal dit over acht jaar meer dan 140.000 zijn. De zorgvraag blijft met een hels kabaal toenemen, maar de groei van de zorg helden waarvoor we niet lang geleden nog applaudisseerden valt angstvallig stil.
Ondertussen komen we met talloze oplossingen. De een spreekt over robotisering. De ander stelt dat immigratie kan zorgen voor de aanwas van kwalitatief personeel. Maar iedereen is het er grondig over eens dat we met het aanbod iets moeten doen.
Het is tekenend voor onze hyper-geïndividualiseerde manier van denken. Een waarin we als maximaliserende zorgconsumenten continu op het ‘systeem’ kritiek uiten, maar volledig nalaten te kijken wat wij zelf kunnen doen.
Als een patiënt die plotseling kraakhelder beseft dat het gedaan is als hij op de huidige voet doorgaat, is het ook voor ons de hoogste tijd om radicaal anders naar onze zorg te kijken. De oplossing voor onze zorg ligt namelijk niet in allerlei nieuwe dingen te ondernemen, maar juist om zo veel mogelijk dingen te laten en niet te doen.
Neem nou die pijnlijke heup, die irritante verkoudheid of die vervelende buikgriep. Het merendeel van de ziektes heeft een gemeenschappelijke eigenschap: ze lossen zich vanzelf op. Het is iets wat we intuïtief wel weten, maar wat ons vanaf maart 2020 nog eens pijnlijk met de neus op de feiten werd gedrukt.
Alleen al in het eerste halfjaar na het uitbreken van de corona crisis waren er 891.000 minder doorverwijzingen. Iedereen maakte zich grote zorgen. Maar het overgrote merendeel van deze klachten is zonder problemen overgegaan. Zo bleken die tienduizenden behandelingen waar we vooraf nog zo hard om schreeuwden, achteraf helemaal niet nodig te zijn.
Dit is niets nieuws. Al in 2007 kwam een onderzoek met de term ‘onzinnige zorg’ waarin het concludeerde dat van de drieduizend behandelingen die geregeld worden uitgevoerd, van de helft überhaupt niet vaststaat of die effectief is. En alsof dat nog niet zorgelijk genoeg was, had meer dan 10 procent van de behandelingen zelfs aantoonbaar geen zin. Het is niet zonder reden dat artsen vroeger leerden dat ze voor goede zorg niet de handen uit de mouwen, maar juist in hun eigen jaszakken moesten steken. Want zoals bij een korstje op een wond, is niets doen en dingen de tijd geven om te herstellen, soms de beste optie die er is.
Het is deze manier van kijken die de afgelopen decennia volledig uit het zicht is geraakt. De zorg is een verdienmodel geworden. Een waarin het loont om zoveel mogelijk te behandelen. En dus grijpen we voortdurend in.
‘Baat het niet, dan schaadt het niet’, is wat we voortdurend zeggen. Individueel gezien is dit volkomen logisch, alleen collectief gezien graven we hierdoor ons eigen graf.
Medische behandelingen die geen zin hebben zijn namelijk allesbehalve onschadelijk. Ze kosten geld. Ze kosten tijd. En ze zorgen ervoor dat er minder ruimte is voor ingrepen die wél noodzakelijk zijn.
Het is hoog tijd dat we ons dit realiseren.
Baat het jou niet? Dan schaadt het de rest zeker.
De rekening moet immers betaald worden door het collectief.